Dit
is moeilijk, denk ik bij mezelf.
Ik hang wat nonchalant te spartelen met
onder me alleen vijftig meter lucht.
Ik span mijn buikspieren en zwier beide
benen op de richel die ik met twee handen vastheb.
Ik haak mijn rechterhiel
vast, maak een trekbeweging en probeer op een spastische manier mezelf op het
vijftien centimeter brede richeltje te rollen.
Met een trillende rechterhand
zoek ik vertwijfelt steun hogerop, vind een gaatje waar net één vinger inpast
en begin me als een man in doodsnood omhoog te wurmen.
Mijn onfortuinlijke
vinger geeft echter vroegtijdig op en als een rotte peer val ik gillend omlaag.
Ruim tien meter lager wordt ik gestopt door een nylontouw van amper 9 mm
dik.
Het spul is zo rekbaar en veerkrachtig dat
ik spontaan even terug naar boven wip, alsof ik wil laten zien dat ik best nog
eens wil proberen.
Ik hou het voor bekeken voor vandaag.
Deze 6c passage is me echt wat te moeilijk
en ik heb geen zin om me de laatste vingerkootjes stuk te trekken op een stuk
rots dat gewoon wat moedwillig is.
Bovendien moet ik na zo’n fikse tuimel
altijd mentaal weer even op adem komen.
Net
daarom is rotsklimmen zo’n fantastische sport.
Je moet niet alleen lichamelijk
in staat zijn je aan de kleinste oneffenheden een verticale rotsmuur op te
hijsen. Ook je geestelijke toestand moet dermate stabiel (Ja mensen, stabiel) zijn
om voldoende rustig te blijven en in jezelf te blijven geloven.
En toch is rotsklimmen eigenlijk een pak
veiliger dan bijvoorbeeld motorrijden.
Het materiaal van tegenwoordig is immers
zo sterk dat je al één of andere stommiteit moet begaan, wil je te pletter
vallen.
En net als bij motorrijden is dat absolute verbod op stommiteiten één
van de grote aantrekkingskrachten van het klimmen.
Want geef nu toe, wie zou er
nog op een rotsmuur kruipen als je niet kon vallen?
Ik zou trouwens durven beweren dat net dat
ietsiepietsie gevaar ook het motorrijden aantrekkelijk maakt…
Maar we dwalen af.
Wist je dat zo’n klimmerstouw van 9 mm een trekkracht
van dik 2,5 ton kan verdragen!
En dat is niks overdreven als je weet dat,
wanneer een volwassen vent van 80 kg veertig meter naar beneden dondert, de
slag op een plots gespannen touw dik boven de duizend kilo kan liggen.
Net daarom
wordt een klimmerstouw in tegenstelling tot een speleologiekoord zo rekbaar
gemaakt om de klap van de val geleidelijk op te vangen.
Maar eigenlijk ben ik een stommeling om een artikel over rotsklimmen te
beginnen met ijselijke duikelingen en valkrachten van meer dan een ton.
Klimmen gaat immers over de drang naar
zelfbehoud, de confrontatie met jezelf en de alles overheersende euforie bij
het bereiken van de top.
Driewerf Hoera ofte Hoera, Hoera, Hoera!!
Rotsen heb je in alle moeilijkheidsgraden. Momenteel zijn er verschillende
schalen in gebruik waarvan het Franse systeem, dat ook in België wordt
gebruikt, het meest courant is. Hierbij worden de moeilijkheden die je op een
rotswand te wachten staan ingedeeld van 1 tot 8 met onderverdelingen van – tot +
en van a tot c. Een 5- is dus makkelijker dan een 5+ terwijl een 7b een pak
lastiger is dan een 7a.
Meer dan vijfdegraads klimmen, vereist een constante
training en regelmatige oefening op de rotsen of in de indoor klimzaal.
Wat vroeger alleen in de Ardennen, de Alpen of de Dolomieten kon, kan je nu haast
op elke straathoek.
Wist je dat België het grootse aantal klimzalen heeft per
inwoner. Ons land bezit immers zo’n 120 gebouwen waar de muren vol hangen met
uit kunsthars vervaardigde grepen die naar ieders wens kunnen veranderd worden
om een bepaalde moeilijkheidsgraad te verkrijgen.
Regen heb je nooit, Extra zweet krijg je er
gratis bij.
Indoor klimmen is momenteel zo populair dat
sommige indoorklimmers geen poot meer buiten zetten en dat is eigenlijk jammer.
Indoorklimmen staat tegenover echt rotsklimmen
als een opblaaspop tot the real stuff seks.
Het
aantal echte rotsen per inwoner is in België wel jammerlijk aan de lage kant al
hebben onze Noorderburen er gewoon helemaal geen.
Zelfs het platte België kan
in de Ardennen rekenen op zo’n vijftal grote en een tiental kleinere
rotsmassieven waarvan sommige routes tot de moeilijkste van Europa behoren. Er
zijn in ieder geval meer rotsen dan circuits in ons land.
Stenen vind je in woestijnen en in de tropen.
Klimmen kan je dus overal,
je nek breken ook.
Beweren dat er bij klimmen niks kan
gebeuren is al even stom als zeggen dat je met een motor niet kan vallen.
Hangend aan de toppen van je vingers neem je
een berekend risico en lever je een gevecht tegen jezelf en de zwaartekracht.
Klimmen is als hard rijden met de motor. De grens tussen vallen of niet is
flinterdun en verbijsterend opwindend.
Kracht bij het klimmen zit vooral in je hoofd en in de vingers.
De
spieren van je vingers zitten in de onderarmen.
De ideale klimmer is dus geen
bodybuilder maar een tenger ventje met Popeye- armen. Diëten om de laatste
kilootjes op scherp te stellen, hoort er ook bij.
Komt daar nog bij dat klimmen een ideale
training is voor motorcross want ook daar krijg je al vlug last van opgepompte
armen.
Als ik in Australië woonde, reed ik met de 500 cc crossmachine de
woestijn in tot aan de eerste steen, klom het vel van mijn vingers om van de
motor te vallen bij de laatste meters.
Motorcrossers, stop met trainen en koop een
berg!
(Tekst en foto’s: Erik Tanghe)