De kick van Canyoning
HET BEEST IN DE KLOOF
Water is een prachtige uitvinding.
Als het bijvoorbeeld van een berg stroomt,
kiest het steeds de meest directe weg naar beneden.
Als je dus snel van een
berg wil komen, kan je best een rivier volgen.
Deze oplossing is voor de hand liggend,
niet erg praktisch maar wel leuk.
Canyoning
is het afdalen van rivieren volgens het motto, hoe wilder hoe prettiger.
Omdat
de meeste rivieren naar beneden stromen, is het bovendien niet eens zo’n
vermoeiende aangelegenheid.
Rivieren heb je in allerlei
moeilijkheidsgraden. De Schelde stroomafwaarts volgen is bijvoorbeeld even
simpel als waterskiën achter een roeiboot.
Een kolkende waterval in de Alpen
vergezellen in zijn tocht naar beneden is een ander paar mouwen.
Niet alleen
stromen ze sneller, in tegenstelling tot bijvoorbeeld de Schelde zijn ze al
even koud als een tien weken dode rat in een ijskelder. Wie zonder voorzorgen
zomaar in een bruisende gletscherrivier springt, dingt meteen mee naar de titel
van het wereldkampioenschap doodvriezen binnen de minuut.
Zweet
Het
Oostenrijkse Tirol heeft gelukkig nog wat anders te bieden dan billenkletsende
jodelaars in lederen Höse en sauerkraut mit wurst.
In het Oetztal bevindt zich
ongeveer halverwege de Auer Klamm- kloof waar zich een woeste bergstroom heeft
gesetteld. Samen met berggids Freddy en een dozijn andere slachtoffers beginnen
we aan onze eerste Canyoning ervaring.
Wie naar beneden wil, moet jammer genoeg
eerst naar boven.
Alhoewel de beklimming niet heel ver is, zweet ik als
tienduizend man.
Het waterdichte, niet ademende neopreenpak, snoert alle
verluchting af en blijkt een ideaal reservoir voor menselijk zweet.
Het weer is
schitterend, ik vervloek de hete bergzon en snak naar het drie graden koude water.
De
Auer Klamm is een verdomd smalle kloof en om in de rivier te raken moeten we
langs een vettig touw door een nog smerige moddergeul naar beneden. Omdat we
meteen toch zullen schoongespoeld worden, veeg ik mijn voeten aan alle ethiek
en laat ik me als een volleerde slijkworm door de vunzige grond glijden.
Even
later duik ik met een zalige glimlach op de smoel het ijswater in. Bijtend
water vermengt zich met dampend zweet. Ik vergeet even dat ons nog flink wat
adrenaline te wachten staat. De tocht is nog niet eens begonnen. De
Auer Klamm is volledig voorzien voor een afdaling per touw en her en der zitten
haken en stukken staalkabel in de rotswand om het sterke nylontouw te
bevestigen. Maar eerst mogen we baantje glijden.
Op ons achterste zetten we ons
in een smalle geul tot het schuimende water ons meeneemt. Het zitvlak van ons
neopreenpak is speciaal verstevigd. Een kneeslider op je kont als het ware. Dit
hebben ze dus nog gedaan.
De
versnelling is fenomenaal. Met een ruk neemt het water me mee tot ik zeven
meter lager met een harde klap kopje onder ga. Jezus, dit is koud. Ik hap naar
adem, krijg een borrel bronwater binnen en duik verschrikt weer op wanneer de reddingsvest
richting oppervlak wil. Jawadde!
De volgende sprong is vijf meter hoog. Wie
niet durft, wordt per touw door de gids naar beneden gelaten. De hitte van
daarstraks is volledig verdwenen.
Het volgende stuk is te hoog en te
gevaarlijk om te springen. We dalen af per touw. De wand is volledig groen door
mos en andere spekglad spul. Mijn voeten schuiven voortdurend weg en ik sla
enkele malen hard met de helm tegen de wand.
Leuke hobby.
Bibber
Beneden wordt ik meteen in een onderstroming gezogen en dreig ik
voortdurend kopje onder te gaan.
Een dikke boomstam biedt steun maar ik heb
ontzettende moeite om de musketonhaak van het touw te halen. Met twee armen als
een drenkeling om de stam heen worden beide benen richting rotswand getrokken
en krijg ik meer water binnen dan me lief is. Maar het wordt nog erger.
Enkele relatief rustige poelen verder sta
ik plots op een rotsplateau.
Het water dondert hier twaalf meter naar beneden.
Freddy staat wat stom te grijnzen en bindt het touw op zijn rug.
Dit zit
degelijk fout.
De eikel wil dat we naar beneden springen!
Het
plekje waar we moeten neerkomen, ziet er van hieruit belachelijk klein uit.
Dit
haal ik nooit.
Ik moet plots vreselijk plassen. Hoog boven de sombere kloof schijnt
de zon. Met weemoed denk ik terug aan de plakkerige hitte van daarstraks. We
zitten reeds vijf uur in deze verrekte spleet en deze sprong lijkt wat op een
zelfmoordpoging met supporters. Freddy toont ons de kunst van het vallen en met
een ijselijke gil valt hij te pletter zonder te sterven.
Gelukkig rij ik met de motor en beheers ik ook de kunst om het verstand
op nul te zetten. Ik denk even niet aan al wat me lief is en met een oerkreet
neem ik met spijt afscheid van het rotsplateau. Maar het leven kan mooi zijn.
Het koude water staat reeds op me te wachten en ik ben niet alleen. Het zal me
bovendien nog de hele dag gezelschap houden.
Soms ben ik gewoon een gelukszak.
(Tekst en foto’s Erik Tanghe)